Colonial Collections Consortium

Hoofdtooi met kralen uit Mozambique

Herkomstonderzoek blog #3

In deze serie blogs presenteert het Consortium Koloniale Collecties een historisch object uit een voormalige koloniale context of situatie, dat momenteel wordt bewaard in een museum in Nederland en waarnaar herkomstonderzoek is gedaan. Met deze blogs willen we inzicht geven in het belang van herkomstonderzoek en de verschillende manieren laten zien waarop dit type onderzoek kan worden benaderd. Daarom wordt in elke blog uitgelegd welke stappen het betreffende museum of de betreffende herkomstonderzoeker heeft gezet om het onderzoek uit te voeren. Welke verhalen gaan schuil achter het object en wat kunnen ze ons vertellen over het koloniale verleden van Nederland?

Deze keer in de spotlight: een hoofdtooi met kralen uit Mozambique in de collectie van Wereldmuseum Rotterdam.

Een ‘onzichtbaar rijk’: korte historische achtergrond

Culturele objecten in westerse musea die in een koloniale context zijn verzameld of geroofd, bevatten veel – soms nauwelijks bekende – verhalen over deze periode. Herkomstonderzoek is een waardevol instrument om deze verhalen naar boven te halen. Het kan echter niet op alle vragen een antwoord geven en roept vaak weer nieuwe vragen op. Het is belangrijk om kennis over collecties beschikbaar te maken, omdat dit een beter begrip van museumcollecties mogelijk maakt en landen en gemeenschappen waar het erfgoed vandaan komt in staat stelt hun cultureel erfgoed terug te vinden.

Dit is met name relevant bij collecties die je niet snel in Nederlandse musea zou verwachten, zoals de vele voorwerpen uit het Afrikaanse continent. De hoofdtooi met kralen, geroofd uit Mozambique in 1884, die in deze blog wordt besproken, is een goed voorbeeld. Aan het einde van de negentiende eeuw had Nederland geen koloniën meer in Afrika, maar deed wel nog steeds mee aan de Europese exploitatie van Afrikaanse arbeidskrachten en natuurlijke grondstoffen en profiteerde daar ook van. Op dat moment waren er honderden Nederlandse handelsposten verspreid over het continent, waarvan er ongeveer tien in Mozambique lagen, dat toen een Portugese kolonie was. Herkomstonderzoeker François Janse van Rensburg noemt dit een ‘onzichtbaar rijk’ van Nederlandse handel in Afrika.

Tegenwoordig beheert het Wereldmuseum duizenden voorwerpen uit Afrika, die naar Nederland zijn gestuurd door medewerkers van Nederlandse handelsmaatschappijen, zoals de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap (NAHV), de Oost-Afrikaansche Compagnie (OAC)en Hendrik Muller & Co. Veel van deze voorwerpen – waaronder de hoofdtooi – werden meegebracht door de directeuren en medewerkers van deze maatschappijen. Eén van deze verzamelaars was Hendrik Muller (1859-1941). De familie Muller was nauw betrokken bij commerciële activiteiten in Centraal- en Zuid-Afrika. Hendrik Muller nam ook deel aan de Conferentie van Berlijn in 1884-1885, waar het Afrikaanse continent onder de Europese mogendheden werd verdeeld. Naast dat hij druk was met zijn handelsactiviteiten was Mullers vader een van de medeoprichters van het Wereldmuseum Rotterdam. Muller zelf raakte tijdens zijn tijd als mededirecteur van het OAC geïnteresseerd in antropologie tijdens een bezoek aan Mozambique, waar hij veel voorwerpen voor het museum verwierf.  

Hoofdtooi uit Mozambique (WM-2972, Collectie Wereldmuseum Rotterdam) (foto: License Attribution-ShareAlike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)).

Het herkomstonderzoek

Herkomstonderzoek wordt soms uitgevoerd in het kader van restitutieverzoeken, zoals wordt beschreven in blog #2. In andere gevallen, zoals de vlag in blog #1 of de Mozambikaanse hoofdtooi, wordt het gemotiveerd door onderzoeksvragen. Het hier gepresenteerde onderzoek, uitgevoerd door Janse van Rensburg, begon met een boek, ‘Industrie…du sud-est de l’Afrique’. Het boek, geschreven aan het einde van de negentiende eeuw door Hendrik Muller en antropoloog Johannes Snelleman, bevat etnografische beschrijvingen van voornamelijk Mozambique en illustraties van voorwerpen, waaronder de hoofdtooi. Het beschrijft de hoofdtooi en de materialen waarvan deze is gemaakt (zoals katoen, kralen, kaurischelpjes, de staart van een wild dier). Een voetnoot verduidelijkt dat het gedragen zou zijn door een Massingire-priester en dat het tijdens een oorlog is buitgemaakt. Janse van Rensburg wilde begrijpen wat de Nederlanders destijds in Mozambique deden en hoe dit object in Nederland terecht is gekomen.

Het herkomstonderzoek verliep volgens de gebruikelijke stappen. Eerst werd de informatie bestudeerd die in het museum beschikbaar was. Daaronder bevond zich de inventariskaart, waarop stond vermeld dat het object in 1885 was geschonken door M.H. Maas, een Nederlandse consul in Quelimane in Mozambique en medewerker van de OAC. Janse van Rensburg doorzocht het archief van het museum en vond een brief die verband hield met deze schenking. De brief, geschreven door Hendrik Muller en gericht aan de toenmalige directeur van het pas opgerichte Museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam (later Wereldmuseum), stelde dat het door een spiritueel leider was gedragen tijdens een ritueel dat voorafging aan een opstand van het Massingire-volk in 1884 in het Zambezi-riviergebied in Mozambique.

De Massingire-oorlog van 1884 was een van de eerste antikoloniale opstanden tegen het Portugese kolonialisme in Mozambique. Ze vond plaats in de context van het toenemende kolonialisme door Europese mogendheden rond de tijd van de Conferentie van Berlijn. Deze intensivering bestond uit annexatie van grondgebied, uitbuitende belastingen en een verbod op religieuze praktijken van de Massingire, wat leidde tot de opstand van 1884. De opstand groeide al snel uit tot breder verzet, waarbij rebellen zich richtten op Nederlandse, Franse en Portugese commerciële ondernemingen (zoals handelsposten en opiumplantages) die hun inkomsten haalden uit de uitbuiting van de lokale bevolking.

Hoewel veel voorwerpen die Muller en andere verzamelaars verwierven werden gekocht van de lokale bevolking op wat vandaag de dag als toeristenmarkten zouden worden beschouwd, werden andere verkregen door diefstal en plundering. Op basis van het beschikbare archiefmateriaal kon worden geconcludeerd dat de hoofdtooi hoogstwaarschijnlijk in de context van dit conflict was geplunderd.

Reflectie: een onvoltooid process

Omdat alle voor het onderzoek gebruikte archiefbronnen Europees waren, blijven er nog veel vragen onbeantwoord: wie waren de Massingire? Wie droeg de hoofdtooi en met welk doel? Heeft de hoofdtooi vandaag de dag nog steeds betekenis voor mensen? Wat zegt dit geroofde object over andere objecten die niet zijn geroofd, maar in dezelfde context van koloniale uitbuiting zijn verzameld (zoals dit tafelkleed uit Mozambique)? Dit laat zien wat de beperkingen zijn van archiefonderzoek. Om deze vragen te beantwoorden, zouden meer tijd en (financiële) middelen nodig zijn om samenwerkingsverbanden aan te gaan met onderzoekers in Mozambique en veldwerk te verrichten. Met zoveel objecten om te bestuderen, moeten herkomstonderzoekers zich vaak beperken tot het achterhalen hoe een object in het bezit is gekomen van het museum.

Om deze reden kan herkomstonderzoek vaak worden gezien als een onvoltooid proces. Daarom is het belangrijk om de bestaande kennis openbaar te maken, bijvoorbeeld door middel van publicaties, presentaties of tentoonstellingen. Het onderzoek van Janse van Rensburg is gepubliceerd en wordt momenteel gepresenteerd in de tentoonstelling ‘Onvoltooid verleden: teruggeven, houden, of…?’  in Wereldmuseum Amsterdam, onderdeel van het Pressing Matter project. Deze tentoonstelling buigt zich over het huidige debat rond restitutie en onderzoekt kritisch hoe objecten uit koloniale contexten in de collecties van Europese musea (en dit museum in het bijzonder) terecht zijn gekomen, onder meer via handel, wetenschappelijke expedities, diplomatieke geschenken, missionariswerk of koloniale veroveringen.

De hoofdtooi wordt daar gebruikt als voorbeeld van een voorwerp dat via de Nederlandse koloniale handel is verkregen, en om de verbanden tussen handel en conflict te laten zien. Verder worden de resultaten van het herkomstonderzoek gepresenteerd op een touchscreen, naast andere herkomstgeschiedenissen. Aan de hand van foto’s, brieven en ander archiefmateriaal dat voor het onderzoek is geraadpleegd, werpt de hoofdtooi licht op de geschiedenis van het ‘onzichtbare rijk’ van Nederland in Afrika.

De tentoonstelling roept ook vragen op over mogelijke volgende stappen: wat kunnen we doen met een object waarvan bekend is dat het geroofd is, maar waarover geen kennis – en mogelijk ook geen belangstelling – bestaat bij de gemeenschap waaruit het afkomstig is? Hopelijk zal het delen van deze kennis anderen ertoe aanzetten om verder te gaan waar dit onderzoek is gebleven, om dieper te graven in de geschiedenis en betekenis van de hoofdtooi en vele andere culturele objecten en bezittingen in Nederlandse musea.

Final words

Om de historische en huidige betekenis van objecten beter te begrijpen en om er ethisch verantwoord mee om te gaan, is informatie over hun herkomst en verwervingsgeschiedenis van essentieel belang. Herkomstonderzoek is een doorlopend proces voor musea. Het Consortium Koloniale Collecties ondersteunt instellingen die collecties beheren bij dit werk door kennis en informatie te delen en belanghebbenden een netwerk te bieden. Wilt u meer weten of informatie met ons delen? Neem alstublieft contact met ons op!


Referenties en verdere informatie
Het hier gepresenteerde herkomstonderzoek is uitgevoerd door François Janse van Rensburg van het Wereldmuseum in het kader van het Pressing Matter project. Dit onderzoek wordt momenteel gepresenteerd in de tentoonstelling ‘Onvoltooid verleden’ in het Wereldmuseum Amsterdam en is gepubliceerd in REALMag #10 (2025). Een uitgebreider artikel over de hoofdtooi en diens herkomst zal binnenkort worden gepubliceerd in een nieuwe publicatie van Pressing Matter.