Colonial Collections Consortium
Hoofdtooi met kralen uit Mozambique

Herkomstonderzoek blog #3

In deze serie blogs presenteert het Consortium Koloniale Collecties een historisch object uit een voormalige koloniale context of situatie, dat momenteel wordt bewaard in een museum in Nederland en waarnaar herkomstonderzoek is gedaan. Met deze blogs willen we inzicht geven in het belang van herkomstonderzoek en de verschillende manieren laten zien waarop dit type onderzoek kan worden benaderd. Daarom wordt in elke blog uitgelegd welke stappen het betreffende museum of de betreffende herkomstonderzoeker heeft gezet om het onderzoek uit te voeren. Welke verhalen gaan schuil achter het object en wat kunnen ze ons vertellen over het koloniale verleden van Nederland?

Deze keer in de spotlight: een hoofdtooi met kralen uit Mozambique in de collectie van Wereldmuseum Rotterdam.

Een ‘onzichtbaar rijk’: korte historische achtergrond

Culturele objecten in westerse musea die in een koloniale context zijn verzameld of geroofd, bevatten veel – soms nauwelijks bekende – verhalen over deze periode. Herkomstonderzoek is een waardevol instrument om deze verhalen naar boven te halen. Het kan echter niet op alle vragen een antwoord geven en roept vaak weer nieuwe vragen op. Het is belangrijk om kennis over collecties beschikbaar te maken, omdat dit een beter begrip van museumcollecties mogelijk maakt en landen en gemeenschappen waar het erfgoed vandaan komt in staat stelt hun cultureel erfgoed terug te vinden.

Dit is met name relevant bij collecties die je niet snel in Nederlandse musea zou verwachten, zoals de vele voorwerpen uit het Afrikaanse continent. De hoofdtooi met kralen, geroofd uit Mozambique in 1884, die in deze blog wordt besproken, is een goed voorbeeld. Aan het einde van de negentiende eeuw had Nederland geen koloniën meer in Afrika, maar deed wel nog steeds mee aan de Europese exploitatie van Afrikaanse arbeidskrachten en natuurlijke grondstoffen en profiteerde daar ook van. Op dat moment waren er honderden Nederlandse handelsposten verspreid over het continent, waarvan er ongeveer tien in Mozambique lagen, dat toen een Portugese kolonie was. Herkomstonderzoeker François Janse van Rensburg noemt dit een ‘onzichtbaar rijk’ van Nederlandse handel in Afrika.

Tegenwoordig beheert het Wereldmuseum duizenden voorwerpen uit Afrika, die naar Nederland zijn gestuurd door medewerkers van Nederlandse handelsmaatschappijen, zoals de Nieuwe Afrikaansche Handels-Vennootschap (NAHV), de Oost-Afrikaansche Compagnie (OAC)en Hendrik Muller & Co. Veel van deze voorwerpen – waaronder de hoofdtooi – werden meegebracht door de directeuren en medewerkers van deze maatschappijen. Eén van deze verzamelaars was Hendrik Muller (1859-1941). De familie Muller was nauw betrokken bij commerciële activiteiten in Centraal- en Zuid-Afrika. Hendrik Muller nam ook deel aan de Conferentie van Berlijn in 1884-1885, waar het Afrikaanse continent onder de Europese mogendheden werd verdeeld. Naast dat hij druk was met zijn handelsactiviteiten was Mullers vader een van de medeoprichters van het Wereldmuseum Rotterdam. Muller zelf raakte tijdens zijn tijd als mededirecteur van het OAC geïnteresseerd in antropologie tijdens een bezoek aan Mozambique, waar hij veel voorwerpen voor het museum verwierf.  

Hoofdtooi uit Mozambique (WM-2972, Collectie Wereldmuseum Rotterdam) (foto: License Attribution-ShareAlike 4.0 International (CC BY-SA 4.0)).

Het herkomstonderzoek

Herkomstonderzoek wordt soms uitgevoerd in het kader van restitutieverzoeken, zoals wordt beschreven in blog #2. In andere gevallen, zoals de vlag in blog #1 of de Mozambikaanse hoofdtooi, wordt het gemotiveerd door onderzoeksvragen. Het hier gepresenteerde onderzoek, uitgevoerd door Janse van Rensburg, begon met een boek, ‘Industrie…du sud-est de l’Afrique’. Het boek, geschreven aan het einde van de negentiende eeuw door Hendrik Muller en antropoloog Johannes Snelleman, bevat etnografische beschrijvingen van voornamelijk Mozambique en illustraties van voorwerpen, waaronder de hoofdtooi. Het beschrijft de hoofdtooi en de materialen waarvan deze is gemaakt (zoals katoen, kralen, kaurischelpjes, de staart van een wild dier). Een voetnoot verduidelijkt dat het gedragen zou zijn door een Massingire-priester en dat het tijdens een oorlog is buitgemaakt. Janse van Rensburg wilde begrijpen wat de Nederlanders destijds in Mozambique deden en hoe dit object in Nederland terecht is gekomen.

Het herkomstonderzoek verliep volgens de gebruikelijke stappen. Eerst werd de informatie bestudeerd die in het museum beschikbaar was. Daaronder bevond zich de inventariskaart, waarop stond vermeld dat het object in 1885 was geschonken door M.H. Maas, een Nederlandse consul in Quelimane in Mozambique en medewerker van de OAC. Janse van Rensburg doorzocht het archief van het museum en vond een brief die verband hield met deze schenking. De brief, geschreven door Hendrik Muller en gericht aan de toenmalige directeur van het pas opgerichte Museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam (later Wereldmuseum), stelde dat het door een spiritueel leider was gedragen tijdens een ritueel dat voorafging aan een opstand van het Massingire-volk in 1884 in het Zambezi-riviergebied in Mozambique.

De Massingire-oorlog van 1884 was een van de eerste antikoloniale opstanden tegen het Portugese kolonialisme in Mozambique. Ze vond plaats in de context van het toenemende kolonialisme door Europese mogendheden rond de tijd van de Conferentie van Berlijn. Deze intensivering bestond uit annexatie van grondgebied, uitbuitende belastingen en een verbod op religieuze praktijken van de Massingire, wat leidde tot de opstand van 1884. De opstand groeide al snel uit tot breder verzet, waarbij rebellen zich richtten op Nederlandse, Franse en Portugese commerciële ondernemingen (zoals handelsposten en opiumplantages) die hun inkomsten haalden uit de uitbuiting van de lokale bevolking.

Hoewel veel voorwerpen die Muller en andere verzamelaars verwierven werden gekocht van de lokale bevolking op wat vandaag de dag als toeristenmarkten zouden worden beschouwd, werden andere verkregen door diefstal en plundering. Op basis van het beschikbare archiefmateriaal kon worden geconcludeerd dat de hoofdtooi hoogstwaarschijnlijk in de context van dit conflict was geplunderd.

Reflectie: een onvoltooid process

Omdat alle voor het onderzoek gebruikte archiefbronnen Europees waren, blijven er nog veel vragen onbeantwoord: wie waren de Massingire? Wie droeg de hoofdtooi en met welk doel? Heeft de hoofdtooi vandaag de dag nog steeds betekenis voor mensen? Wat zegt dit geroofde object over andere objecten die niet zijn geroofd, maar in dezelfde context van koloniale uitbuiting zijn verzameld (zoals dit tafelkleed uit Mozambique)? Dit laat zien wat de beperkingen zijn van archiefonderzoek. Om deze vragen te beantwoorden, zouden meer tijd en (financiële) middelen nodig zijn om samenwerkingsverbanden aan te gaan met onderzoekers in Mozambique en veldwerk te verrichten. Met zoveel objecten om te bestuderen, moeten herkomstonderzoekers zich vaak beperken tot het achterhalen hoe een object in het bezit is gekomen van het museum.

Om deze reden kan herkomstonderzoek vaak worden gezien als een onvoltooid proces. Daarom is het belangrijk om de bestaande kennis openbaar te maken, bijvoorbeeld door middel van publicaties, presentaties of tentoonstellingen. Het onderzoek van Janse van Rensburg is gepubliceerd en wordt momenteel gepresenteerd in de tentoonstelling ‘Onvoltooid verleden: teruggeven, houden, of…?’  in Wereldmuseum Amsterdam, onderdeel van het Pressing Matter project. Deze tentoonstelling buigt zich over het huidige debat rond restitutie en onderzoekt kritisch hoe objecten uit koloniale contexten in de collecties van Europese musea (en dit museum in het bijzonder) terecht zijn gekomen, onder meer via handel, wetenschappelijke expedities, diplomatieke geschenken, missionariswerk of koloniale veroveringen.

De hoofdtooi wordt daar gebruikt als voorbeeld van een voorwerp dat via de Nederlandse koloniale handel is verkregen, en om de verbanden tussen handel en conflict te laten zien. Verder worden de resultaten van het herkomstonderzoek gepresenteerd op een touchscreen, naast andere herkomstgeschiedenissen. Aan de hand van foto’s, brieven en ander archiefmateriaal dat voor het onderzoek is geraadpleegd, werpt de hoofdtooi licht op de geschiedenis van het ‘onzichtbare rijk’ van Nederland in Afrika.

De tentoonstelling roept ook vragen op over mogelijke volgende stappen: wat kunnen we doen met een object waarvan bekend is dat het geroofd is, maar waarover geen kennis – en mogelijk ook geen belangstelling – bestaat bij de gemeenschap waaruit het afkomstig is? Hopelijk zal het delen van deze kennis anderen ertoe aanzetten om verder te gaan waar dit onderzoek is gebleven, om dieper te graven in de geschiedenis en betekenis van de hoofdtooi en vele andere culturele objecten en bezittingen in Nederlandse musea.

Final words

Om de historische en huidige betekenis van objecten beter te begrijpen en om er ethisch verantwoord mee om te gaan, is informatie over hun herkomst en verwervingsgeschiedenis van essentieel belang. Herkomstonderzoek is een doorlopend proces voor musea. Het Consortium Koloniale Collecties ondersteunt instellingen die collecties beheren bij dit werk door kennis en informatie te delen en belanghebbenden een netwerk te bieden. Wilt u meer weten of informatie met ons delen? Neem alstublieft contact met ons op!


Referenties en verdere informatie
Het hier gepresenteerde herkomstonderzoek is uitgevoerd door François Janse van Rensburg van het Wereldmuseum in het kader van het Pressing Matter project. Dit onderzoek wordt momenteel gepresenteerd in de tentoonstelling ‘Onvoltooid verleden’ in het Wereldmuseum Amsterdam en is gepubliceerd in REALMag #10 (2025). Een uitgebreider artikel over de hoofdtooi en diens herkomst zal binnenkort worden gepubliceerd in een nieuwe publicatie van Pressing Matter.

Zeven ceremoniële voorwerpen van de Ysleta del Sur Pueblo

Herkomstonderzoek blog #2

In de serie blogs van het Consortium Koloniale Collecties tonen we een historisch object uit een voormalige koloniale context of situatie, dat momenteel wordt bewaard in een museum in Nederland en waarnaar herkomstonderzoek is gedaan. Met deze blogs willen we inzicht geven in het belang van herkomstonderzoek en de verschillende manieren laten zien waarop dit type onderzoek kan worden benaderd. Daarom wordt in elke blog uitgelegd welke stappen het betreffende museum of de betreffende herkomstonderzoeker heeft gezet om het onderzoek uit te voeren. Welke verhalen gaan schuil achter het object en wat kunnen ze ons vertellen over het koloniale verleden van Nederland?

Deze keer in de spotlight: Zeven Tigua heilige ‘voorwerpen’ van de Ysleta del Sur Pueblo-gemeenschap, Verenigde Staten.

Korte historische achtergrond

De Ysleta del Sur Pueblo (of YDSP) is een federaal erkende inheemse Amerikaanse gemeenschap in El Paso, Texas. Het Tigua-volk (uitgesproken als Tiwa) uit het YDSP-gebied heeft sterk te lijden gehad onder het Spaanse en later Amerikaanse kolonialisme. In 1680 werden ze na een opstand tegen het Spaanse bewind gedwongen verplaatst van New Mexico naar Texas. In de negentiende eeuw vervielen ze, net als veel andere inheemse gemeenschappen, in extreme armoede door de toe-eigening van hun land en hulpbronnen door zowel de Amerikaanse federale overheid als de deelstaatregeringen. Het was in deze context van onderdrukking dat de voorwerpen in 1882 werden gekocht door de Nederlandse antropoloog Herman Frederik Carel Ten Kate jr., tijdens een expeditie om inheemse Amerikanen te bestuderen. Deze aankoop werd gedaan op verzoek van Lindor Serrurier, de toenmalige directeur van het Rijks Etnografisch Museum (een voorloper van het Wereldmuseum Leiden), met financiering van de Nederlandse overheid.  

In 2024 hebben de YDSP Pueblo, met steun van de Amerikaanse regering, een restitutieverzoek ingediend bij de Nederlandse regering. Het ging om vijf (en uiteindelijk zeven) voorwerpen die in beheer waren van het Wereldmuseum Leiden. De reden voor het verzoek was dat het om ceremoniële en spiritueel belangrijke vertegenwoordigingen van de cultuur en het geloof van de Pueblo ging, die daarom moesten worden teruggegeven. Naar aanleiding van dit verzoek heeft het Wereldmuseum herkomstonderzoek gedaan naar de voorwerpen, waaruit bleek dat de verplaatsing naar Nederland en dit museum in 1883 een geval van onvrijwillig bezitsverlies betrof. 

Over de Tigua ceremoniële ‘voorwerpen’

De zeven voorwerpen – het fragment van een hoofdtooi, twee trommels en bijbehorende trommelstokken, drie ratels, een schild en mocassins – vormen heilige bezittingen die gemeenschappelijk eigendom zijn van het Tigua-volk. Van bijzonder belang zijn de dubbelzijdige trommel en drumstok, die vermoedelijk de tegenhanger zijn van de enige overgebleven ceremoniële trommel van de Pueblo. Volgens de overlevering zijn ze 350 jaar geleden allebei van het hout van dezelfde boom gemaakt in New Mexico, voordat de Tigua naar El Paso werden verbannen. In de restitutieclaim van 2024 werd gewezen op het belang van de trommel voor de ceremoniële cyclus en zijn connectie met de Winterclan (nu de Pumpkin- en Corn-dorpen), terwijl de enige overgebleven trommel toebehoorde aan de Zomerclan. Zonder de trommel van de Winterclan wordt de trommel van de Zomerclan zowel voor zomer- als winterdansen gebruikt. 

De zeven Tigua-artefacten, waaronder de dubbelzijdige trommel met een deken eroverheen. Omdat dit een heilige trommel is, mag deze niet worden getoond (foto: Boudewijn Bollmann). 

Historische samenloop

Het eerste officiële verzoek om teruggave van de Tigua werd in 2014 ingediend door het bestuur van Ysleta del Sur Pueblo, hoewel het bestuur zegt dat er al eerder verzoeken waren ingediend, die teruggaan tot 1967. Dit verzoek werd door het Wereldmuseum afgewezen met het argument dat de voorwerpen legaal waren verkocht. Na deze beslissing volgden verschillende bijeenkomsten en onderhandelingen tussen het bestuur van de gemeenschap en het museum, maar pas in 2024 kwam er daadwerkelijk verandering in de situatie.  

De afgelopen jaren zijn er in Nederland en daarbuiten belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling van restitutiebeleid, waardoor we volgens herkomstonderzoeker Klaas Stutje (2025) kunnen spreken van een ‘restitutionary conjuncture‘: de historische samenloop die tot restitutie leidt. Meer specifiek heeft de Nederlandse regering in 2021 haar beleidsvisie inzake collecties uit een koloniale context gepubliceerd, gevolgd door een brief aan de Tweede Kamer over de uitvoering daarvan in 2022. Sindsdien zijn enkele honderden historische voorwerpen teruggegeven, voornamelijk aan Indonesië en Sri Lanka.  

Het herkomstonderzoek

Na het restitutieverzoek van 2024 heeft het Wereldmuseum herkomstonderzoek gedaan naar de heilige voorwerpen van de Tigua. Het onderzoek en het daaruit voortvloeiende rapport richtten zich op 1) de geschiedenis van de YDSP om meer inzicht te krijgen in de context waarin de voorwerpen waren verzameld; 2) de expeditie van Ten Kate naar Noord-Amerika in 1882-1883, om inzicht te krijgen in de rol van de Nederlandse overheid en het museum bij deze expeditie, alsmede in de verzamelpraktijken van de antropoloog; 3) het bezoek van Ten Kate aan de YDSP en de zeven voorwerpen; en 4) de geschiedenis van de relatie tussen het Wereldmuseum en de Pueblo.  

Het eerste punt werd voornamelijk beantwoord met behulp van secundaire bronnen. Voor het tweede en derde punt werd de correspondentie geanalyseerd die betrekking had op de financiering door de Nederlandse overheid van de aankoop van voorwerpen door Ten Kate en zijn schenking van die voorwerpen aan het museum in 1883. De inventariskaarten van het museum en een reisverslag van Ten Kate bevatten belangrijke informatie over het gebruik van onethische verwervingsmethoden door Ten Kate, waaronder dwang, bedreiging en omkoping. In zijn reisverslag noemde hij de objecten en suggereerde hij dat de verkoop door War Captain Bernardo Holguin niet geheel vrijwillig was geweest, aangezien Holguin de volgende dag spijt betuigde over deze verkoop en probeerde de transactie ongedaan te maken.  

De informatie die YDSP-vertegenwoordigers hebben gedeeld in het kader van recente gesprekken met het Wereldmuseum en de restitutieclaim in 2024, leverde ook essentiële informatie op over de context van de verwerving, wat leidde tot een kritischer en contextgevoeliger begrip van de omstandigheden waarin de voorwerpen zijn meegenomen. Van bijzonder belang waren de argumenten dat Holguin door Ten Kate was gedwongen om de objecten te verkopen, dat zijn bereidheid om heilige voorwerpen van de gemeenschap te verkopen te wijten was aan de extreme armoede waarin de YDSP destijds verkeerden, en dat Holguin in feite niet bevoegd was om deze te verkopen, aangezien hij er toen geen eigenaar van was, maar ze beheerde voor de gemeenschap. Deze informatie stond centraal in de uiteindelijke beslissing over het verzoek tot teruggave.  

Reflecties

Uit het herkomstonderzoek bleek dat de verwerving van de voorwerpen in 1882 tegen de wil van de YDSP was, ook al was deze het resultaat van de verkoop van de voorwerpen door een lid van de gemeenschap. In de dialoog met de gemeenschap in recentere jaren – en vooral in het kader van de teruggaveverzoeken – werd dit feit herhaald en werd het aanhoudende belang van deze voorwerpen voor de ceremonies en rituelen van de Tigua benadrukt. Dit opnieuw onderzoeken van de historische context waarin de objecten zijn verworven is een belangrijk voorbeeld van hoe complex het is om de omstandigheden en machtsverhoudingen op het moment van verwerving of inbeslagname nauwkeurig te beoordelen, zonder voorbij te gaan aan de rol van de oorspronkelijke eigenaren. Het laat vooral zien dat herkomstonderzoek en een kritisch begrip van de historische en culturele omstandigheden zoveel mogelijk moeten voortkomen uit een open en wederzijdse dialoog tussen musea en de gemeenschappen waar de objecten vandaan komen. 

De delegatie van de Ysleta del Sur Pueblo en de heilige voorwerpen tijdens de teruggaveceremonie op 20 maart 2025 in het Wereldmuseum Leiden. Van links naar rechts: Traditional Captain David Granillo, Traditional Captain Brian Loera, Gemeenschapslid Jose Sierra Jr. (zoon van Cacique (opperhoofd) YDSP, Jose Sierra Sr.), Gouverneur E. Michael Silvas, War Captain Omar Villanueva, Lt. Gouverneur Adam Torres, Raadslid Fabian Gomez (foto: Boudewijn Bollmann).  

Tot slot

In reactie op het verzoek om teruggave van de VS en de YDSP, en op advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties (in overeenstemming met de Nederlandse beleidsvisie collecties uit een koloniale context), heeft de Nederlandse minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Eppo Bruins begin 2025 besloten de zeven voorwerpen onvoorwaardelijk terug te geven. Een ceremonie ter gelegenheid van deze teruggave vond plaats op 20 maart 2025 in het Wereldmuseum Leiden (zie foto). 

Om de historische en huidige betekenis van objecten beter te begrijpen en om er ethisch verantwoord mee om te gaan, is informatie over hun herkomst en verwervings-geschiedenis van essentieel belang. Herkomstonderzoek is een doorlopend proces voor musea. Het Consortium Koloniale Collecties ondersteunt instellingen die collecties beheren bij dit werk door kennis en informatie te delen en belanghebbenden een netwerk te bieden. Wilt u meer weten of informatie met ons delen? Neem contact met ons op!


Referenties en meer informatie
Het hier gepresenteerde herkomstonderzoek is uitgevoerd door herkomstonderzoeker François Janse van Rensburg (Wereldmuseum). Het rapport en het advies van de onafhankelijke Commissie Koloniale Collecties zijn hier  te vinden. De informatie in deze blog is afkomstig uit dit rapport en uit e-mailcorrespondentie met François Janse van Rensburg. Meer informatie over de teruggave van de zeven voorwerpen is te vinden op de websites van de Nederlandse overheid en van het  Wereldmuseum. Ga voor meer informatie over het Nederlandse beleid inzake collecties uit een koloniale context naar de website van het Consortium Koloniale Collecties. 

Een vlag uit Zuid-Kalimantan, Indonesië

Herkomstonderzoek blog #1

In deze serie blogs van het Consortium Koloniale Collecties tonen we een historisch object uit een voormalige koloniale context of situatie, dat momenteel wordt bewaard in een museum in Nederland en waarnaar herkomstonderzoek is gedaan. Met deze blogs willen we inzicht geven in het belang van herkomstonderzoek en de verschillende manieren laten zien waarop dit type onderzoek kan worden benaderd. Daarom wordt in elke blog uitgelegd welke stappen het betreffende museum of de betreffende herkomstonderzoeker heeft gezet om het onderzoek uit te voeren. Welke verhalen gaan schuil achter het object en wat kunnen ze ons vertellen over het koloniale verleden van Nederland?

Deze keer in de spotlight: een vlag uit Indonesië, dat voorheen Nederlands-Indië werd genoemd, die momenteel wordt bewaard door Museum Bronbeek en die tussen 1977 en 2023 in bruikleen was bij het Rijksmuseum in Amsterdam.

Korte historische achtergrond

De vlag en het feit dat deze in Nederland is, houden verband met de Banjarmasinse oorlog (1859-1863), die zowel een opvolgingsoorlog was in het sultanaat Banjarmasin op het eiland Borneo als een koloniale oorlog om het Nederlandse gezag op te leggen. De vlag is terug te voeren naar een militaire inval in benteng (fort) Ramonia in Zuid-Kalimantan, op 28 september 1861. Dit kon pas worden vastgesteld na diepgaand herkomstonderzoek, omdat de beschikbare informatie tegenstrijdig was.

In die tijd was het gebruik van vlaggen in de koopvaardij, bij ceremonies en oorlogsvoering gangbaar in de Indonesische archipel. De verschillende heersers hadden vaak hun eigen vlag met specifieke betekenissen, veelal verwijzend naar religieuze of dynastieke loyaliteiten. Tijdens gevechten konden ze spiritueel gewijd zijn en gebruikt worden om troepen te inspireren. Het werd dan ook gezien als een teken van ongeluk als ze beschadigd of veroverd werden. De Nederlanders waren zich bewust van deze betekenis, zoals bijvoorbeeld blijkt uit pogingen om vlaggen in de regio te inventariseren. Ze werden vaak meegenomen van slagvelden als symbool van de overwinning. Zo kwamen enkele tientallen vlaggen in Nederland terecht, die vandaag de dag nog steeds in Nederlandse musea te vinden zijn.

Foto: Rijksmuseum

Over de vlag

Deze katoenen vlag (275 x 122 cm) maakt deel uit van een verzameling van 27 (stukken van) vlaggen en 25 vlaggenstokken en banieren uit de Indonesische archipel (het inventarisnummer is 1870/10-1-4). De kleuren zijn in de loop der tijd vervaagd; hij is nu bruingroen en versierd met een halve maan, een achtpuntige ster en een lint. Halverwege de negentiende eeuw was de halve maan in combinatie met een vijf- of achtpuntige ster een veelvoorkomend symbool in de islamitische wereld, dat verband hield met het Ottomaanse Kalifaat. De betekenis van het rode lint is minder duidelijk. Het is waarschijnlijk een gestileerde combinatie van de Arabische letters lam en alif, verwijzend naar het eerste woord van de islamitische geloofsbelijdenis (shahada) of de naam van Allah zelf (lam jalalah).

Het herkomstonderzoek

In 2022 werd onderzoek uitgevoerd in het kader van het Pilotproject Provenance Research on Objects of the Colonial Era (PPROCE, proefproject herkomstonderzoek van objecten uit de koloniale tijd) om de herkomst vast te stellen, evenals de situatie waarin het door de Nederlanders werd buitgemaakt. De keuze om zich te richten op deze en andere Indonesische objecten kwam voort uit een beslissing die samen met het Nationaal Museum in Indonesië werd genomen. Het herkomstonderzoek omvatte archiefonderzoek en objectanalyse, het gebruik van verschillende materialen en overleg met de Indonesische historicus Mansyur Sammy. Het startpunt was het informatiesysteem van het museum en bestaande archiefdocumentatie. Het komt voor dat objecten opnieuw worden genummerd en geregistreerd, wat kan leiden tot fouten en dus een langere onderzoekstijd. Dit was het geval bij de vlag die hier wordt gepresenteerd.

De documentatie van het museum gaf aan dat de vlag in 1870 was geschonken aan Museum Bronbeek door luitenant-kolonel C.F. Koch, en dat hij was afgenomen van Pangeran Hijdajat (of Prins Hidayatullah), na de verovering van “Fort Romanio” op 28 september 1861. Deze schenking werd bevestigd in een intern rapport en vermeld in een krantenartikel. Er waren echter twijfels over de exacte herkomst omdat een gedenkboek uit 1881 over Bronbeek deze vlag had toegeschreven aan de verovering van Lambadak, Atjeh, in 1877. Daarom was het nodig om aanvullend onderzoek te doen naar de militaire context in die tijd. Hiervoor moesten veel overheidsarchieven worden geraadpleegd, waaronder die van het Ministerie van Koloniën en het Ministerie van Oorlog. Hieruit bleek dat de bestorming van Ramonia deel uitmaakte van een grotere expeditie tegen de Banjarese Prins Antarasi – en niet tegen Prins Hidayatullah – de belangrijkste troonpretendent van de sultan. Binnen het sultanaat Banjarmasin had Antasari, die uit een andere sultanfamilie afkomstig was, de eerste aanvallen op de Nederlanders in 1859 gesteund. Tegenwoordig wordt hij gezien als een nationale held in Indonesië.

Op 28 september 1861 werd Ramonia aangevallen door de Nederlanders. Volgens het verslag van deze expeditie wapperden er drie gele vlaggen versierd met een halve maan, ster en koranverzen op de palissaden van het fort. Deze werden meegenomen en hoewel Koch er vermoedelijk niet bij was, is het zeer waarschijnlijk dat een van de vlaggen in zijn bezit is gekomen, aangezien hij de hoogste bevelhebber in de regio was. Op basis van de geraadpleegde Nederlandse militaire bronnen kon de bewering dat de vlag toebehoorde aan Prins Hidayatullah worden weerlegd. Deze foutieve toeschrijving kan een vergissing zijn geweest van Koch toen hij de vlag aan Bronbeek schonk, of een gevolg van het feit dat de vlag meerdere keren een nieuw nummer heeft gekregen.

Een andere factor die leidde tot twijfels over de toeschrijving had te maken met de vlag zelf en werd verder onderzocht door middel van objectanalyse. Aan de hand van historische beschrijvingen en afbeeldingen van de vlag (bijvoorbeeld de litho’s in Bronbeeks gedenkboek uit 1881) kon worden geconcludeerd dat de huidige groene kleur het gevolg was van verkleuring van de organische kleurstoffen van de vlag en dat dit in feite een van de drie gele vlaggen was die in 1861 waren buitgemaakt. Dit werd verder bevestigd door historicus Mansyur Sammy, die het lint op de vlag herkende als een veelgebruikt symbool voor Prins Antasari.

Tekening 25 door Van Looy en Van Looy Jr. zoals te zien op pagina 74 in J.C.J. Smits, Gedenkboek van het Koloniaal-Militair Invalidenhuis Bronbeek (Arnhem: Uitgeverij P. Gouda Quint, 1881).

Reflecties

Het onderzoek naar deze vlag illustreert een aantal van de uitdagingen bij het onderzoeken van de herkomst van objecten in museumcollecties – objecten kunnen bijvoorbeeld in de loop der tijd veranderen (in dit geval de kleur), waardoor het moeilijk is om specifieke objecten te koppelen aan archiefinformatie. Bovendien zijn toeschrijvingen soms onjuist als gevolg van museumwerk, zoals conservering of verhuizingen, of mythevorming door schenkers en conservatoren. Deze blog laat zien dat bestaande informatie niet klakkeloos moet worden overgenomen, want diepgaand archiefonderzoek kan aanvullende/afwijkende informatie aan het licht brengen.

Herkomstonderzoek wordt vaak uitgevoerd in de context van discussies over en claims omtrent teruggave van objecten die in koloniale tijden zijn meegenomen. Bovendien is het, zoals Hilmar Farid (voormalig directeur-generaal van het Indonesische Ministerie van Onderwijs en Cultuur) in 2021 stelde, een waardevol instrument om kennis te produceren over de geschiedenis en onrechtvaardigheden uit het verleden. Volgens Farid is het essentieel dat er gezamenlijke beslissingen worden genomen over wat er wordt onderzocht, omdat het proces van omgaan met koloniale collecties ook gaat over het opbouwen van relaties tussen mensen uit verschillende landen (in dit geval Indonesië en Nederland) en een gemeenschappelijk begrip van het verleden. Hij verwees daarbij naar de vlag die hier wordt gepresenteerd als een belangrijk object, niet vanwege zijn esthetische waarde, maar vanwege wat de vlag in het verleden voor mensen betekende. 

Tot slot

Om de historische en huidige betekenis van objecten beter te begrijpen en om er ethisch verantwoord mee om te gaan, is informatie over hun herkomst en verwervings-geschiedenis van essentieel belang. Herkomstonderzoek is een doorlopend proces voor musea. Het Consortium Koloniale Collecties ondersteunt instellingen die collecties beheren bij dit werk door kennis en informatie te delen en belanghebbenden een netwerk te bieden. Wilt u meer weten of informatie met ons delen? Neem contact met ons op.


Referenties en meer informatie
Het herkomstonderzoek beschreven in deze blog is uitgevoerd door Klaas Stutje van het NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) en het rapport kunt u hier lezen (zie nummer 26). De informatie in deze blog is afkomstig uit dit rapport, alsmede het PPROCE rapport en communicatie per e-mail met Klaas Stutje. De opmerkingen van Hilmar Farid zijn afkomstig van de opname van “The Politics of Restitution”, een online evenement georganiseerd door de SOAS Universiteit van Londen in 2021.